De Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) heeft onlangs een advies aan de regering uitgebracht. Daarin geeft de Raad een visie op het registreren en categoriseren door de overheid van burgers naar etniciteit. Over dit advies is misverstand ontstaan. Veel mensen denken dat het woord ‘allochtoon’ niet meer gebruikt mag worden. Dat is niet juist. Het gaat in het advies om de vraag of de overheid gerechtigd is om gegevens over etniciteit te registreren.
Op twitter ontstond een levendig getweet over de termen allochtoon en autochtoon. ‘We mogen het woord allochtoon niet meer gebruiken’. Jammer, want het advies ging niet over het uitbannen van een woord uit het woordenboek. Het gaat over het vanzelfsprekend, ongevraagd registreren van gegevens over de etnische achtergrond van mensen.
Op meer plaatsen in onze samenleving wordt etniciteit geregistreerd. Bijvoorbeeld in de maatschappelijke opvang. Het is onderdeel van het landelijke informatiemodel. Etniciteit valt echter onder een speciale categorie persoonsgegevens. Net als religie en seksuele voorkeur mogen die gegevens niet zomaar vastgelegd worden. Personen moeten op de hoogte gebracht worden en daar toestemming voor geven. Die toestemming kunnen ze altijd intrekken.
Dit geldt echter niet voor de overheid. Artikel 1 van de grondwet verbiedt de overheid om onderscheid te maken tussen burgers. Dit mag zij alleen bij uitzondering, als nut en noodzaak daarvoor is aangetoond. Zo heeft de overheid jarenlang een positief voorkeursbeleid gevoerd op grond van de registratie van burgers naar etniciteit. Bijvoorbeeld om beleid te maken en subsidie te bestemmen voor groepen waarin achterstanden worden gesignaleerd.
Dat positieve voorkeursbeleid is inmiddels losgelaten. Daarmee valt de legitimiteit van het registreren door de overheid weg.
Etniciteit wordt berekend door te kijken naar geboortelanden van de ouders en het geboorteland van de persoon zelf. De geboortelanden van de ouders wegen daarbij het zwaarst.
In het advies van de RMO staat dat in de berekening de geboortelanden van de ouders té zwaar wegen en dat de indeling van westerse en niet-westerse allochtonen achterhaald is.
Een paar voorbeelden:
Stel mijn ouders zijn tweede generatie Marokkanen, zijn terug gegaan naar Marokko en ik ben daar geboren. Dan heb ik de Nederlandse etniciteit.
Stel mijn ouders komen uit Indonsië, dat maakt mij een westers allochtoon.
Maar als mijn ouders in Turkije zijn geboren, ben ik een niet-westers allochtoon.
Geboren in Japan maakt mij een westers allochtoon, terwijl de cultuur toch behoorlijk afwijkt van de Europese cultuur.
Als we kijken naar specifieke omstandigheden waarmee bepaalde bevolkingsgroepen hebben of hadden te kampen en die je op een positieve wijze ondersteuning zou willen geven, kan de indeling ook behoorlijk mank lopen.
Bijvoorbeeld:
Mensen van Koerdische afkomst bestaan volgens de categorisering naar geboortelanden niet. Koerdistan is immers geen officieel erkend land.
Bij problemen tussen de bevolkingsgroep van Marokkaanse en Molukse afkomst, lukt het ook niet. De mensen van Molukse afkomst zijn in etnische zin namelijk Indonesisch en dus niet als etnische groep te onderscheiden.
Kortom: de RMO heeft een paar hele rake dingen aangekaart.
Ten eerste zou etniciteit niet langer automatisch door de overheid geregistreerd moeten worden.
Ten tweede zouden een aantal wetenschappers zich opnieuw moeten buigen over de wijze van berekenen van etniciteit. Dat zou een beter beeld kunnen scheppen over bevolkingsgroepen voor wie een positieve ondersteuning zinvol kan zijn.
Misschien toch weer terug naar de vraag aan de burger zelf: ‘Waar voelt u zich verwant mee?’ of ‘tot welke bevolkingsgroep vindt u zichzelf behoren?’ Ook Jan Willem Duyvendak (UvA) en Frank de Zwart (UvL) pleiten voor deze wijze van registreren en categoriseren (Volkskrant 14 mei).
De registratie moet dan wel onder strikte voorwaarden gebeuren. Het moet herroepbaar zijn door de personen zelf en gecontroleerd worden door het College Bescherming Persoonsgegevens. De registratie moet niet traceerbaar zijn naar personen én na een paar jaar vernietigd worden.